Geschiedenis

Cours van velocipeden

Patrick Cornillie

In Koolskamp voltrekt zich elk jaar opnieuw een huwelijk tussen koers en kermis!

Wielerwedstrijden meer dan een eeuw oud zijn, zijn een unicum. Het Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp is er één van.
Koolskamp Koers is een sportief hoogfeest met een rijk gevulde erelijst, maar evengoed een spetterend volksfeest gekenmerkt door bier- en hamburgertentjes, familiebijeenkomsten, droogvis, taart, bookmakers en bovenal véél supporters.

Over vliegende negers en de tijd van voor den eersten oorlog Brouwers willen hun bierdebiet zien stijgen en de beste manier om meer volk naar de cafés te lokken is met een nieuwe attractie op de proppen komen. Dergelijk managment was ene Palmer Schotte aan het begin van deze eeuw al duidelijk. De 26-jarige Schotte, die later - tussen 1921 en 1945 - burgemeester zou worden, was vanuit Ingelmunster overgewaaid om in Koolskamp de brouwersstiel van de familie voort te zetten. Hij werd in 1901 de eerste voorzitter van de pas opgestarte Veloclub De Vlinder. Daarvoor was er in Koolskamp al een paar keer sprake geweest van een velokoers. Wellicht vond de allereerste plaats in de Lichterveldestraat op 17 september 1890. Een jaar later werd de firma Blauw uit Lichtervelde aangesproken voor het drukken van zestig speciale affiches ter aankondiging van 'den cours van velocipeden op Koekekermiszondag.'

De fiets of vélocipède - in het West-Vlaamse dialect omgebogen tot velossepeerd of flossepeerd - was in die tijd nog een curiosum, een staaltje van hoogtechnologisch vernuft. Op 10.000 inwoners bezaten rond de eeuwwisseling amper 138 West-Vlamingen een fiets. Succes verzekerd dus bij de nieuwsgierige Koolskampenaars toen De Vlinder op zondag 8 september 1901 een velokoers organiseerde. De mensen kwamen massaal op het spektakel af en lesten, tot grote voldoening van de brouwer, hun dorst in zijn vele stamineetjes langs het parcours. Op 22 september van datzelfde jaar zorgde men meteen al voor een tweede koers. En ook de daaropvolgende jaren werd er in het dorp gekoerst, niet toevallig tijdens de kermisperiode.

De straatkoersen rond de ton (...van brouwer Schotte) waren dus in de eerste plaats bedoeld als attractie. Volgens Karel Van Wijnendaele werd er in die beginperiode trouwens zelden gesproken over categorieën of vergunningen. "Bijna alle wedstrijden droegen den onverstroobaren titel: voor alle coureurs!" Hoe dan ook, deze straatkoersen - 'Met gezellige véloleute!' - luidden de proloog in naar een grote, volwaardige wielerkoers. De fiets werd steeds populairder. In 1894 was koster Damman de eerste Koolskampenaar geweest die een fiets had aangekocht, tien jaar later werden er in het dorp al 72 fietsplaten geregistreerd. Camiel Haeck uit Maria-Aalter won zowel in 1905 als in 1906 de koers op kermiszondag. In 1907 was Roeselarenaar René Vandenberghe de beste. En het daaropvolgende jaar maakte men op zondag 30 mei de doortocht mee van 'een velokoers gereden rond België, het deel Oostende-Roubaix voor Belgische en Fransche coureurs. In Coolskamp bestond de kopgroep uit Platteau, Messelis, Garrigou, Blaise, Brocco, Petit-Breton, Dupon, Verstraeten, Wancour, Cornet en D'Halst'.

De triomfen van Van Hauwaert

Die grote plaatselijke wielerkoers, exclusief voorbehouden voor beroepsrenners, kwam er in 1908. Daarvoor werd een nieuw comité opgericht, al bleef De Vlinder wel verder voor logistieke steun zorgen. De wedstrijd vond niet langer op zondag plaats, wel op kermisdonderdag. Voor het eerst werd ook een officiële naam gebruikt: Kampioenschap der Vlaanders. Want het was menens dit keer. De afstand werd opgetrokken van vijftig naar honderd kilometer, verdeeld over twintig ronden. "Ook zullen de beste rijders van Belgien en van uit het Noorden van Frankrijk in deze velokoers meekampen en volk zal er voorzeker te Coolscamp niet ontbreken", zo stond het in de Gazette van Thielt van 12 september 1908. "Ik woonde toen recht tegenover de kerk in café Cour de Commerce, die later Het Handelshuis werd", vertelde pionier Jules Verhoestraete in Het Volk van 27 december 1960. "In het organiserend comité zaten de broers Georges, Julien, Leon en Maurice De Vriese, Benoni David en brouwer Palmer Schotte. Wij waren toen een vrolijke groep compagnons die met steun van de gemeente en de herbergiers de hand aan de ploeg hebben geslagen. Ik moet u zeker over die heroïsche strijd niet vertellen, toen wij ganse weken, tussen het werk in de ast, besteedden aan het ophalen van premies, aan het platrollen der bijna onbereidbare wegen en aan het afbakenen van de wegwijzer. Wat hebben wij in die tijd ontelbare kappers gedronken op de goede afloop van onze organisatie."

Dat het Kampioenschap van Vlaanderen precies in die periode boven de doopvont werd gehouden en de organisatie serieuze proporties ging aannemen, is allesbehalve toevallig. Het was namelijk de tijd waarin de geestdrift die in ons land rond de wielertriomfen van Cyriel Van Hauwaert was ontstaan op zijn hoogtepunt was. Vóór 1907, hét scharnierjaar in de ontstaansgeschiedenis van het Belgische wielrennen, werden de velokoersen zelden beschouwd als sport als dusdanig. Een renner werd pas voor vol aanzien wanneer hij aan zijn trekken kwam in de Franse wedstrijden. Het was Cyriel Van Hauwaert die daar als eerste in slaagde. De Moorsledenaar werd in 1907 tweede in Parijs-Roubaix. Toen hij twee maanden daarna Bordeaux-Parijs won, voor Tourvedetten als Petit-Breton, Trousselier en Garrigou, werd hij in ons land als een nationale held beschouwd. Het inspireerde de marktzangers tot een lied dat begon met... "En Van Hauwaert reed per velo, diabolo, diabolo". Bovendien bewees de West-Vlaming dat een succesvol renner ook rijk kon worden. Zijn maandsalaris van 3.000 frank bij het Franse Alcyon sprak tot de verbeelding van de landarbeiders die na een dag hard labeur nauwelijks één frank verdienden.

Door de triomfen van Van Hauwaert, de Leeuw van Vlaanderen, ontstond in ons land een ware wielerkoorts. Van zodra ze zich een fiets konden veroorloven, werden vele jongens coureur. Het stalen ros zorgde ervoor dat volksmensen uit de fabriek of de boerderij raakten en meer aanzien kregen. De wielersport werd in België plots bijzonder populair, ook al omdat vanaf dan overal wedstrijden werden georganiseerd. In 1908 ontstond een heuse Ronde van België en schoot de klassieker Luik-Bastenaken-Luik, die sinds de eerste editie in 1894 een aantal jaren niet was verreden, voorgoed uit de startblokken. En in Koolskamp was er dus de eerste editie van het Kampioenschap van Vlaanderen. Op de koppen lopen "Geïnspireerd door de populariteit van die Leeuw van Vlaanderen wou men een koers waar de winnaar een echte leeuwentrui mocht aantrekken, terwijl het publiek de Vlaamse Leeuw zong", aldus Wilfried De Jonghe, jarenlang mede-organisator. "Het was een originele, zelfs revolutionaire gedachte voor die tijd, waarmee men de grote massa wou lokken. En in Koolskamp lukte dat. Ongetwijfeld kwam het idee van Georges De Vriese, schoonbroer van Jules Verhoestraete, die zo'n beetje bekend stond als een fantast."

Die De Vriese zat inderdaad niet om een stunt verlegen. Bij de tweede editie in 1909 fleurde hij het peloton op met een... kleurling. Voor het landelijke Koolskamp van toen een curiosum. "Hij komt, hij komt", zo luidde de barnumreclame die werd gevoerd en waarmee de organisatoren opnieuw ver voor waren op hun tijd. Spain, zo heette de renner, werd omschreven als den vliegenden neger, een hardrijder van formaat. Terwijl het wellicht om een marginale figuur ging die De Vriese ergens had opgescharreld in de buitenwijken van Rijsel. Want in Franse wielerencyclopedieën staat geen enkele Spain vermeld, laat staan op de erelijsten van de grote wedstrijden. Hoe dan ook, Spain was bij de start van het tweede Kampioenschap van Vlaanderen de meest opvallende figuur. Als proviand voor de wedstrijd had hij alle soorten fruit op een koord gestoken en die om zijn middel gebonden. Al in de eerste ronde deed den vliegende neger zijn bijnaam alle eer aan. Hij miste een bocht en dook pardoes de gracht in. Dat van die hardrijder bleek dus een grap, maar het aantal nieuwsgierigen was er. "'t Ging om een prachtig feest", vond de verslaggever van de Gazette van Thielt. "Een wedstrijd op ene welgelegene rijbaan en duizende vreemdelingen waren bij gelegenheid naar Coolscamp gekomen. De heeren De Vriese en de leden van het Inrichtend Komiteit halen er dan ook waarlijk ere van..."

Al even belangrijk voor Koolskamp was de komst van een andere fantast, Karel Van Wijnendaele. Niet alleen qua publieke belangstelling maar ook op sportief vlak waren de eerste edities van het Kampioenschap van Vlaanderen een succes geworden. Als vriend van Georges De Vriese en als medewerker van De Sportvriend, dat in Izegem door Aloïs Strubbe werd uitgegeven, had Van Wijnendaele al vlug voeling met deze wedstrijd. "In die zin is 1912 misschien wel het belangrijkste jaartal in de geschiedenis van onze wedstrijd", zegt Wilfried De Jonghe. "In Koolskamp lanceerde Van Wijnendaele toen zijn nieuw blad Sportwereld. Onze wedstrijd moest als promotionele kruiwagen dienen. Maar het omgekeerde was evenzeer van tel. Begrippen als public relations en media-aandacht moesten toen weliswaar nog worden uitgevonden, maar het was ongetwijfeld door de ruime jaarlijkse artikels in Sportwereld dat Koolskamp Koers alras uit zijn voegen barstte. Het werd een hoogdag waar je op de koppen kon lopen. Twintigduizend toeschouwers waren geen unicum. Bovendien was Van Wijnendaele voor Koolskamp ook een soort manager, een man die relaties had met de beste renners. Dankzij hem kreeg het Kampioenschap van Vlaanderen de grote kampioenen uit die tijd aan de start."

Door gebruik te blijven maken van deze website, geef je toestemming voor het plaatsen van cookies.

;